Wet DBA - De 3 sporen van het kabinet toegelicht

Ontwikkelingen in het zzp-dossier. Wat is de huidige stand van zaken?

Als je werkt met zzp’ers, dan is het belangrijk om rekening te houden met relevante wet- en regelgeving. In dit artikel gaan we kort in op de huidige stand van zaken ten aanzien van het zzp-dossier en actuele ontwikkelingen. De basis vormt een voortgangsbrief die het kabinet op vrijdag 16 december 2022 gestuurd heeft naar de Tweede Kamer. In deze brief geeft minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) op basis van drie sporen de wensen aan van het kabinet voor het zzp-dossier. Daarnaast is in het najaar van 2023 een internetconsultatie afgerond over de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet VBAR). In totaal heeft deze internetconsultatie 1.111 openbare reacties opgeleverd. Waar staan we op dit moment?

Wat is de wet DBA? 

Laten we eerst even teruggaan naar 2016, want wat is de wet DBA precies? De wet DBA staat voor wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties. In 2016 is deze wet ingevoerd ter vervanging van de VAR, beter bekend als de Verklaring Arbeidsrelatie. Het doel van de wet DBA was om schijnzelfstandigheid terug te dringen. De wetgever wilde dat doel bereiken door de Belastingdienst voortaan de mogelijkheid te geven om niet alleen bij zelfstandigen, maar ook bij opdrachtgevers achteraf belastingen en premies te kunnen innen als er feitelijk sprake was van een arbeidsovereenkomst. Alle partijen in de keten zouden nu verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor een schijnconstructie.

De wet DBA leidde echter in korte tijd tot grote onzekerheid op de arbeidsmarkt, vooral bij opdrachtgevers. Opdrachtgevers liepen immers – anders dan voorheen – wel het risico dat ze achteraf alsnog belastingen en premies moesten betalen. Vanwege die onzekerheid en onrust kondigde de staatssecretaris van Financiën meteen bij de invoering van de wet DBA op 1 mei 2016 een handhavingsmoratorium af. Dit moratorium is keer op keer verlengd, maar daar later meer over.

De drie sporen van het kabinet.

  1. Het creëren van een gelijker speelveld tussen werknemers en zelfstandigen op het gebied van de fiscaliteit en sociale zekerheid.

Eén van de maatregelen om een gelijker speelveld te creëren tussen werknemers en zelfstandigen is het versneld afbouwen van de zelfstandigenaftrek. In 2024 bedraagt de zelfstandigenaftrek €3.750. De zelfstandigenaftrek wordt de komende jaren verder afgebouwd, want in 2027 gaat het om een bedrag van €900. Daarnaast is recentelijk de Voorjaarsnota 2024 verschenen. In deze nota is te lezen dat ook de MKB-winstvrijstelling verder verlaagd wordt naar 12,03%. In 2023 lag dit percentage nog op 13,31%. Dit soort maatregelen moeten dus zorgen voor een gelijker speelveld met betrekking tot de fiscaliteit.

Verder is er ook een wetsvoorstel in de maak voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen. Recentelijk heeft minister Van Gennip een brief gestuurd naar de Tweede Kamer over het arbeidsongeschiktheidscriterium. Het UWV en de Belastingdienst gaan nog een uitvoeringstoets uitvoeren, daarna zal het wetsvoorstel uitgezet worden voor een

internetconsultatie. Meer informatie over de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering is te lezen op deze pagina van de Rijksoverheid.

  1. Meer duidelijkheid over de beoordeling van de arbeidsrelaties

De verduidelijking van de beoordeling van de arbeidsrelatie zou ervoor moeten zorgen dat het simpeler wordt om bij de start van een opdracht de juiste juridische vorm te kiezen. Kortom, kan een bepaalde opdracht uitgevoerd worden door een zelfstandige, of is er toch sprake van een arbeidsovereenkomst? Om dit te realiseren, is er een wetsvoorstel in de maak (de wet VBAR). In deze wet wordt de norm ‘werken in dienst van’ (gezag) uit artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek gestructureerd en ingevuld door drie hoofdelementen: werkinhoudelijke sturing (A), organisatorische inbedding (B), en – als contra-indicatie voor het werken in dienst van een werkgever (C) –werken voor eigen rekening en risico. Onder deze drie elementen komen verschillende indicaties te hangen. Daarnaast acht het kabinet het ook van belang dat er gekeken wordt naar het ondernemerschap van de werkende. Dit zijn de C+ elementen die ook meegenomen worden in de beoordeling van de arbeidsrelatie. Hierbij kan gedacht worden aan het aantal opdrachtgevers dat een werkende per jaar heeft en of de werkende gebruikt maakt van fiscale voordelen die horen bij het ondernemerschap.

Het wetsvoorstel Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) is van 6 oktober tot en met 10 november 2023 in internetconsultatie geweest. Dit heeft 1.111 openbare reacties opgeleverd. De beleidsmedewerkers op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn momenteel druk bezig om alle reacties te analyseren en waar nodig aanpassingen te doen aan het wetsvoorstel. Het voornemen is om het wetsvoorstel voor de zomer van 2024 naar de Raad van State te sturen voor advies. Na de zomer kan het dan behandeld worden in de Tweede Kamer. Of dit haalbaar is, zullen we nog even af moeten wachten.

  1. Het versterken en verbeteren van de handhaving 

Het kabinet heeft de ambitie uitgesproken om het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 op te heffen. Per 1 januari 2025 kan de Belastingdienst bij een constatering van een onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie weer in alle gevallen correctieverplichtingen en naheffingsaanslagen opleggen, eventueel met een boete. Het uitgangspunt van de Belastingdienst is hierbij dat werkenden en bedrijven zoveel mogelijk zelf verantwoordelijk nemen om de regels op de juiste manier na te leven. Recentelijk is er een marktteam bij de Belastingdienst gestart dat actief de samenwerking op gaat zoeken met marktpartijen en brancheverenigingen.

Eerder dit jaar is het Handhavingsplan Arbeidsrelaties 2024 gepubliceerd. In dit document legt de Belastingdienst uit wat er voor 2024 op de planning staat. Later dit jaar wordt het Handhavingsplan 2025 verwacht.

Relevante ontwikkelingen

Op 24 maart 2023 kwam de langverwachte uitspraak van de Hoge Raad over de bezorgers van Deliveroo. De Hoge Raad liet het oordeel van het Hof in Amsterdam in stand en kwam dan ook tot de conclusie dat bezorgers van Deliveroo werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst. De uitspraak is niet alleen relevant voor de bezorgers van Deliveroo, maar is relevant voor alle organisaties die werken met zzp’ers. De Hoge Raad geeft in de Deliveroo-uitspraak namelijk een opsomming van omstandigheden die van belang kunnen zijn bij de beantwoording van de vraag of iemand werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp-er. Op zichzelf bezien zijn die omstandigheden niet nieuw. Een deel van die omstandigheden ziet op de aard en inhoud van de werkzaamheden en de uitvoering daarvan. Een ander deel heeft meer betrekking op de inrichting van de (juridische) relatie en de persoon van degene die het werk verricht. Wat echter in het oog springt is dat de Hoge Raad in zijn opsomming veel belang lijkt te hechten aan (omstandigheden die wijzen op) het ondernemerschap. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (1) de hoogte van de beloning, (2) het aantal opdrachtgevers en (3) of de werkende daadwerkelijk commercieel risico loopt. Ondernemerschap lijkt daarmee een belangrijk element bij de beoordeling of iemand werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst of als zzp-er.

Het belang van dit Deliveroo-arrest kan dan ook niet onderschat worden. Het heeft nieuwe inzichten gebracht en biedt de Belastingdienst een kader om per 1 januari 2025 te gaan handhaven. In de praktijk hebben meerdere lagere rechters al uitspraken gedaan over het wel of niet bestaan van een arbeidsovereenkomst op basis van deze uitspraak van de Hoge Raad. Via jurisprudentie wordt het een en ander dus al verder uitgewerkt. Wij houden deze ontwikkelingen daarom nauwlettend in de gaten.

Heb je vragen?

Neem contact met ons op via
info@striive.com of 31 (0)880 – 182 600.